Galerina sulciceps

Een soort van Galerina

De hoed is aanvankelijk eivormig bij jonge exemplaren, maar verandert van vorm naarmate deze ouder wordt, en wordt convex en later min of meer plat met een centrale depressie. In het midden van de hoed bevindt zich een ongeveer bolvormige umbo - een tepelachtige uitstulping. De hoed is hygrofaan, wat betekent dat de kleur verandert afhankelijk van de mate van hydratatie: de kleur is bruinachtig in vochtige exemplaren, veranderend naar oker met donkerbruine randen bij droging. De hoeddiameter is doorgaans 1,5 tot 4 cm, met een oppervlak dat glad is en bijna geleiachtig van consistentie. De rand van de hoed is dun en golvend, en is vaak gespleten. De lamellen zijn breed aangehecht aan enigszins decurrent (langs de lengte van de steel). Tussen de lamellen zijn kortere lamellulae verspreid, die vanaf de hoed beginnen maar de steel niet bereiken. De lamellen zijn breed (tot 4 mm) en dik aan de basis (1 mm), en kunnen bij rijpheid aders ontwikkelen die tussen de lamellen aan de onderzijde van de hoed lopen. De steel is 0,4 tot 2,5 cm lang, 0,15 tot 0,3 cm dik, en meestal centraal aan de onderzijde van de hoed bevestigd, hoewel het soms iets uit het midden kan zijn. Stelen zijn massief, cilindrisch, en kunnen bedekt zijn met een zeer fijn laagje poeder. De originele beschrijving van Berkeley merkte een gelijkenis op met een kleine Marasmius peronatus, een paddestoel die vandaag de dag bekend staat als Gymnopus peronatus.